Rabbijn Jacobs spreekt bij SGP

26 april 2016

Donderdagavond 31 maart was opperrabbijn Jacobs te gast bij “Baruch”, de SGP Kiesvereniging Dirksland. In de Herteld Hervormde Kerk van Sommelsdijk sprak hij over antisemitisme.

“Het feit dat ik hier sta en voor u mag spreken is een demonstratie van solidariteit.”

“Volgens de wetmatigheden van de geschiedenis bestaan de Joden al lang niet meer. En toch zijn we er. Ondanks de Egyptische slavernij, de Inquisitie, de pogroms in Polen, de Shoah en Auschwitz. En vergeet niet de kampen te noemen waarvan we het bestaan niet eens weten. Waarom? Omdat we ons verbonden weten met de Bijbel, ons verbonden weten met de Eeuwige, met Emet, de waarheid. Iets wat waar is klopt van begin tot eind. Iets wat waar is kent geen verandering. Haman moest zijn gevecht aangaan met iets wat waar is, en dat lukte hem niet. Mensen vragen me weleens: ‘Waarom zien we geen wonderen meer?’ Dames en heren, het feit dat ik hier voor u sta ís een wonder”, vertelt de rabbijn.

Ontstaan
Antisemitisme is ontstaan bij de berg Sinaï. Bij het ontstaan van het Joodse volk ontstond de haat tegen het Joodse volk. “Waarom tegen de Joden? Ik weet het niet”, bekent Jacobs. “In Siberië leven hoogblonde Joden, in Jemen negroïde Joden. De taal van het land hebben ze overgenomen, de kleding hebben ze overgenomen. Alleen een ding dragen ze allemaal met zich mee: de Bijbel, het Woord van God. Ik hoor vaak zeggen: Jullie zijn het uitverkoren volk. Weet u, wij Joden denken dan: laat anderen nu maar eens een tijdje uitverkoren zijn.”

Waarom?
“Waarom die vervolgingen?”, krijgt Jacobs vaak te horen. “Niemand weet het. Uiteindelijk komt alles van boven, van de Eeuwige. Dus ook deze beproevingen. Of we het begrijpen of niet.  Er zijn redenen die ons verstand overstijgen. Zaken waarvan de wetenschap alleen de Eeuwige toekomt. Zijn gedachten zijn hoger dan de onze.” De rabbijn illustreert: “Er is een man die nooit buiten het oerwoud is geweest. Op een dag verdwaalt hij en belandt in een stad. Hij gaat een gebouw binnen en komt in een zaal. In het midden van de ruimte staat een tafel met daarop een laken. Vanonder het laken steekt een voet. Hij ziet allerlei gesluierde figuren rondlopen. Op een gegeven moment drommen ze zich rond de voet, en slaan toe. Het bloed spuit eruit. De inboorling valt flauw. Zo’n sadistisch tafereel kan hij niet aan. Hij was in een operatiekamer van een ziekenhuis beland. De gesluierde figuren waren artsen. Op de tafel lag een patiënt. De inboorling wist niet dat de artsen de patiënt probeerden beter te maken. Hij zag alleen de operatie. Niet wat ervoor was, en niet wat erna zal zijn. Hij werd geconfronteerd met een sadistisch, onbegrijpelijk tafereel. Het leven is een operatie. Er is iets voor, en er is iets na. Wij hebben maar een zeer beperkt zicht.”

Ermee omgaan
“Hoe ga ik met antisemitisme om? Zwicht je voor antisemitisme, of zwicht je er niet voor? Laat ik me er constant door gedeprimeerd raken. Of weiger ik aan die onderdrukking toe te geven? Het mag mijn geloof niet aantasten, ik moet overeind blijven. Ik blijf mezelf, weet mijn erfenis en weet dat uiteindelijk alles van de Eeuwige komt en ik hier ben om Hem te dienen. ‘Mooi gezegd’ zult u zeggen. Maar betekent dat dan dat we alles zonder meer moeten accepteren? Moet ik me niet verzetten?”, vraagt Jacobs zich af.

Redeloos
“Nergens in de Bijbel wordt er opgeroepen tot uitroeien. Alleen bij Amalek. Waarom? Waarom proberen we ze niet tot een ander inzicht te brengen? Als je van mening over iets verschilt, kom samen, zit samen, redeneer samen. Waarom uitroeiing?”,  laat Jacobs de vraag rijzen. “Omdat Amalek het Joodse volk wilde vernietigen zonder reden. Aan haat zonder rede valt niets te doen. Het heeft immers geen reden, er zit geen logica achter. Als iemand alleen maar een ander wil vernietigen en wil uitroeien omdat hij dat nu eenmaal wil, valt daar niet mee te discussiëren, daar valt niet mee te praten. Dat is het kwaad. Dat is Amalek, dat is Haman en dat is … Hitler. Daar kun je niets mee.”

In de Misjna, de Joodse mondelinge literatuur, staat dat een mens verplicht is God even zozeer te danken voor een nare tijding als voor een goede tijding. Ieder mens heeft een stukje Emet in zich, iets onveranderlijks. Een vertrouwen en een verbond met de Eeuwige. Ieder mens heeft zijn opdracht. Ik word geacht de weg te volgen die de Eeuwige me aanwijst.”

Humor
Jacobs spreekt op een levendige wijze en doorspekt zijn indrukwekkende referaat met talloze, hoogst amusante verhalen uit de Joodse traditie. “Er dreigt een pogrom in Polen. Men zal de Joodse wijk ingaan en daar de boel kort en klein slaan. Er is één uitweg: een quiz. Wanneer een Jood wint, vindt er geen pogrom plaats. Hij moet het opnemen tegen een geleerde monnik. Achter beide lieden zal een beul staan met een groot zwaard. Die is zo geïnstrueerd dat hij bij het horen van de frase ‘ik weet het niet’ de kop van die persoon zal snellen. U begrijpt, de animo voor de rol is bij de Joden niet groot. Maar het ultimatum komt steeds dichterbij. Uiteindelijk biedt een schlemiel zich aan om het tegen de monnik op te nemen. Weet u wat een schlemiel is? Dat is een sukkel”, verduidelijkt Jacobs met stemverheffing. “Er wordt getost. De schlemiel mag de eerste vraag stellen. ‘Wat betekenen de woorden Ani loh yodea?’, vraagt hij de geleerde monnik. De monnik, die vloeiend Hebreeuws spreekt, is blij dat hij het antwoord weet en vertaalt enthousiast: ‘Ik weet het niet’. Bij het horen van die woorden hakt de beul het hoofd van de monnik eraf. De Joden zijn van blijdschap door het dolle heen. Er vindt geen pogrom plaats. Ze bejubelen de schlemiel vanwege diens genialiteit. ‘Hoe ben je toch op dat briljante idee gekomen’, vragen ze. De schlemiel antwoordt: ‘Ik las een keer een boek. Daarin stond Ani loh yodea. Omdat ik niet wist wat dat betekende vroeg ik het de rabbijn. Die zei: ‘Ik weet het niet’. Nou, als die rabbijn het niet weet, zou die monnik het dan wel weten?’”

“Waarom deze grappen?”, vraagt Jacobs zich af.

“Er wordt wel gezegd dat de joden juist vanwege humor weten te overleven. We moeten verder.”

Nederland zweeg
“Weet u dat minister Van Schaik, na de bevrijding op 17 september 1945 het spoorwegpersoneel bijeenriep in de Houtrusthallen in Den Haag? Hij complimenteerde ze met het feit dat ze ondanks  de moeilijke omstandigheden toch zo punctueel de treinen lieten rijden. En Nederland zweeg. Er is één persoon die het wereldkundig heeft gemaakt, die het onderstreept heeft: Eichmann. Bij zijn proces in Israël heeft hij de loftrompet gestoken over Nederland dat zo punctueel de treinen naar de vernietigingskampen liet rijden.”

De meute
“In de Tweede Wereldoorlog waren maar weinig mensen echt fout. Er waren ook maar weinig mensen echt goed. Het grote probleem lag bij de meute, die liet het gebeuren”, analyseert Jacobs. Daarover maakt de rabbijn zich nu ook zorgen. “Het is zo makkelijk om de kudde de verkeerde kant op te laten lopen. We moeten koers houden.”

“Weet u hoeveel van mijn geloofsgenoten er niet meer een Davidsster als sieraad durven te dragen? En hoeveel er niet meer met een keppeltje of donkere hoed, maar met een baseballpet over straat gaan? Veertig jaar geleden werd ik nooit uitgescholden. Nu dagelijks.”

“Als er op school ook maar het geringste vermoeden bestaat dat er bij een leerling sprake is van seksueel misbruik of huiselijk geweld komt er een scala aan hulpverleners aan te pas. Terecht, prima. Maar als een kind antisemitische uitingen ten toon spreidt gebeurt er niets.”

“Elke vluchteling moeten we onvoorwaardelijk helpen. Maar we mogen hem wel vragen: ben je bereid andersdenkenden te laten leven? En als hij dan ‘nee’ zegt, wil ik hem niet. Als ik hem wel opneem pleeg ik suïcide, zelfmoord.”

“Wij pretenderen hier een multiculturele samenleving te zijn. Een ieder mag leven op zijn of haar manier. Een ieder mag proberen de ander tot ander inzicht te brengen. Maar als ik uiteindelijk de denkbeelden van een ander niet wil overnemen en mezelf wil blijven, geeft dat de ander niet het recht mij te elimineren. Als we daaraan toegeven begeven we ons op een levensgevaarlijke, glijdende weg die uiteindelijk in de afgrond eindigt.”

De kennis over Jodendom, over de Eeuwige, over de Bijbel verdwijnt snel. Jacobs licht toe: “Ik hield recentelijk een toespraak en kreeg na afloop het compliment dat ik zo goed Nederlands spreek. ‘Ik bén Nederlander’, zei ik. ‘Mijn betovergrootvader was al Nederlander.’ ‘O, we dachten dat u Joods was’, luidde het antwoord.

Solidariteit
“Er is een strijd tegen de Eeuwige gaande. Die is zichtbaar in de strijd tegen de Joden. Denk maar aan de strijd rond de afschaffing van de rituele slacht. Men wil vandaag de dag het onderwijs infiltreren met gedachten die totaal niet passen binnen uw en mijn denken. Deze strijd is evenzeer tegen u gaande”, spreekt Jacobs de aanwezigen toe. “Daarom is het belangrijk dat we solidair zijn. Het feit dat ik hier sta en voor u mag spreken ervaar ik als een demonstratie van solidariteit. We verschillen op een aantal zeer belangrijke punten. Maar we hebben een heleboel gemeen. Het alles overstijgende geloof in de Eeuwige delen we in liefde met elkaar. Laten we eerst samen strijden voor hetgeen we gemeen hebben. En als we daar dan mee klaar zijn gaan we discussiëren over onze meningsverschillen. Maar er is nog een lange weg te gaan.”

De Joodse wet zegt dat een Rabbijn niet met vlekken op zijn kleding mag rondlopen. Als hij vieze kleren draagt zullen de mensen zeggen: ‘Alle Joden zijn vies’. Het gaat daarbij natuurlijk niet alleen om de fysieke vlekken. Het gaat ook om vlekken in je gedrag. “Wij, die de Eeuwige voor ogen hebben en Zijn Woord willen verkondigen, dienen vlekkeloos van gedrag zijn”, besluit de rabbijn.

Op de avond is er een collecte gehouden voor Vrienden van het Cheider, een christelijke stichting die zorg draagt voor de beveiliging van de orthodox-joodse school het Cheider in Amsterdam. U kunt alsnog een financiële bijdrage overmaken op NL08INGB0653014643 t.n.v. Vrienden van het Cheider.

Beluister hier de opname van deze avond.

Tekst en foto: Willem Jan van de Ridder