Op D.V. 10 december 2008 vindt in commissieverband een overleg plaats tussen de Minister van Justitie en de Kamerfracties over het voornemen om artikel 147 van het in het Wetboek van Strafrecht te schrappen, wat handelt over de strafbaarheid van godslastering. De SGP kiesvereniging en fractie te Goedereede heeft de predikanten en kerkenraden opgeroepen om in de erediensten voorbede te doen.
In een brief die de SGP fractie in navolging van de SGP Gelderse Statenfractie heeft geschreven staat onder meer: ‘Dat voornemen doet vele Nederlanders pijn. Het is niet alleen vanuit de christelijke bewogenheid jegens de genoemde eerbied. Ook de bewogenheid die in de breedte van onze seculiere samenleving tegenover godslasterlijke uitingen wordt getoond, is een oprechte uiting van respect voor godsdienstige gevoelens. De blijvende strafbaarheid van de smalende godslastering, voorkomt immers spot en belemmert openbare uitingen van kwetsende, grievende, beledigende en pijnlijke vernedering van allen die een hartelijke betrokkenheid hebben op godsdienstige gevoelens’.
Artikel 147.1
Hij die een geschrift of afbeelding waarin uitlatingen voorkomen die, als smalende godslasteringen, voor godsdienstige gevoelens krenkend zijn, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat in het geschrift of de afbeelding zodanige uitlatingen voorkomen, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 147.2
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
De brief is verstuurd aan alle predikanten en kerkgenootschappen in de gemeente Goedereede.
In het RD van zaterdag 6 december 2008 stond onderstaande oproep:
Laat oproep tot voorbede in breedte kerken gehoor vinden
APELDOORN – In een brief aan 900 predikanten en kerkenraden en met een advertentie in deze krant roept de SGP-Statenfractie van Gelderland ertoe op om morgen God te bidden het kabinet van zijn voornemen te laten terugkeren om artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht over smadelijke godslastering te schrappen. Vier reacties uit de kerken.
Drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland: ‘De Heere bemint ons zo dat Hij ons Zijn Naam geeft, schrijft Calvijn. Wie die genade ziet, hoedt zich ervoor Gods Naam te lasteren. Een groter zonde is niet te bedenken. Daarom mogen we niet vanuit de praktijk redeneren over het schrappen van het verbod op godslastering uit het Wetboek van Strafrecht door te zeggen dat deze bepaling tot een dode letter in de wet geworden is. Ik hoop dat de oproep in alle kerken brede weerklank vindt. Laat de spits van die voorbede echter niet allermeest liggen in het voorkomen van het schrappen van dit wetsartikel, maar in het gebed om de heiliging van de Naam. Dat raakt ook ons eigen leven. Als gedoopte christenen dragen we Gods Naam op ons voorhoofd. Aandacht in de eredienst kan het op ons hart binden. En dan heb ik ook verwachting. Niet van de politiek, maar van God.’
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok, scriba van het moderamen van de Hersteld Hervormde Kerk: ‘Voorbede om behoud van het wetsartikel zoals het oorspronkelijk bedoeld is, vind ik goed. Maar we moeten wel opletten waar we om vragen. In de tekst van de oproep wordt smalende godslastering niet beperkt tot het christelijk geloof, maar uitgebreid naar ‘allen die een hartelijke betrokkenheid hebben op godsdienstige gevoelens.’ Als we het zo opvatten, pleiten we met de voorbede voor zaken die zich tegen ons kunnen keren. Stel dat het artikel blijft staan en gehandhaafd wordt in de geest van de oproep. Mogelijk kunnen dan bepaalde passages uit de Schrift waarin bijvoorbeeld de spot gedreven wordt met de afgoden en hun dienaars niet meer gelezen worden omdat het smalend is. Hetzelfde geldt voor de prediking. Wat ik ermee wil zeggen: laten we goed doordenken waar we om vragen, en wat voor consequenties dat voor onszelf kan hebben. Maar nogmaals: voorbede voor behoud van het artikel tegen de lastering van Gods heilige Naam, daar kan ik me in vinden. Het is onze plicht.’
Ds. W. Silfhout, voorzitter van het deputaatschap bij de hoge overheid van de Gereformeerde Gemeenten: ‘We hebben als deputaatschap de brief van de Statenfractie nog niet besproken. Maandag hebben we vergadering, dan komt het zeker aan de orde. Ik verwacht wel dat er morgen al breed gehoor zal worden gegeven aan de oproep. Het is ook onze plicht voorbede te doen tegen het schrappen van dit wetsartikel. Het schrappen van het wetsartikel is een signaal van secularisering; er wordt wéér een symbool omvergeworpen. Laten we niet pragmatisch redeneren en maar kijken wat we terugkrijgen voor het te schrappen artikel. Verwachting van menselijke activiteit moeten we niet koesteren, juist daarom is dit de weg die we moeten bewandelen. De Heere wil erom gevraagd worden.’
L. M. P. Scholten, diaken van de gereformeerde gemeente in Nederland te Nieuwerkerk aan den IJssel: ‘Voorbede is zeker goed en nodig. Maar we bidden niet voor het front van Nederland om te laten zien dat er nog bidders zijn. Daar is het gebed mij te heilig voor. Het is in de eerste plaats een zaak van worsteling in de binnenkamer. Daar moet het leven. Ik zeg het in alle voorzichtigheid, ik keur de voorbede waartoe wordt opgeroepen ook niet af, maar het kan uitlopen op een bepaald soort activisme, waarbij het gebed als actiemiddel wordt ingezet. Laten we daarvoor waken.’