Op woensdag 26 september herdacht de gemeente Goedereede de gevallenen in voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Als raadslid van de SGP in Goedereede was ik samen met collega Human aanwezig. Zeventien inwoners van het eiland Goeree-Overflakkee lieten destijds het leven. Bij het monument, geadopteerd door Scouting Jan Joosten, sprak burgemeester G.J. van de Velde-de Wilde. De herdenking vindt jaarlijks plaats bij het gedenkteken op de begraafplaats van Goedereede. Om een indruk te krijgen over de periode 1945-1962 sprak de burgemeester met één van de oorlogsveteranen uit die tijd, de heer G. Bruggeman uit Goedereede. Bij de herdenking waren aanwezig de jongens en meisjes van de scouting en basisschool Buten de Poorte. Hieronder de toespraak:
Dames en heren, jongens en meisjes,
Mede namens de gemeente Goedereede heet ik u van harte welkom op deze herdenkingsbijeenkomst. Net als vorig jaar staan we hier bij het monument voor onze gevallenen in Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Vandaag staan we stil bij al die mensen die in de periode 1945-1962 in het voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea zijn overleden en in het bijzonder de slachtoffers uit onze eigen gemeente.
Wat was ook al weer de aanleiding? Nederlands-Indië was toen nog bezet door de Japanners. Vele Nederlanders en Indische Nederlanders zaten vast in de Japanse interneringskampen. Op 15 augustus capituleerde Japan en op 17 augustus 1945 riep Soekarno de onafhankelijkheid uit van de Republiek Indonesia. Nederland besloot meer dan 120.000 man te verschepen om te helpen met het herstellen van de orde. In navolging van voorgaande jaren heb ik contact gezocht met één van de oorlogsveteranen uit die tijd, de heer G. Bruggeman uit Goedereede.
Ik ben op voorhand de heer Bruggeman dankbaar dat hij mij deelgenoot wilde maken van zijn ervaringen en voor zijn openhartigheid. Zichtbaar was dat het niet altijd mee viel om alle herinneringen naar boven te halen. Herinneringen met veel pijn en verdriet, zeker als kameraden achter gelaten moesten worden. Ik dank ook mevrouw Bruggeman. Voor haar was het ook een zeer moeilijke tijd. Niet alleen haar vriend, maar ook haar broer werden destijds uitgezonden.
Bruggeman was dienstplichtig militair en maakte onderdeel uit van de 10e infanteriebrigade, toen hij op 17 januari 1948 de brief kreeg waarin werd aangekondigd dat hij zou worden uitgezonden. Hij was ingekwartierd bij de Kromhoutkazerne in Utrecht. Voor de opleiding chauffeur en monteur ging hij naar Fort de Bilt. In die eerste zeven maanden van zijn diensttijd kreeg hij ook een infanterieopleiding.
Voor de inscheping was de heer Bruggeman nog een paar weken vrij. Het afscheid in Goedereede viel hem zwaar. Zijn vriendin en familie liet hij achter en uiteindelijk meldde hij zich een dag later dan gepland bij de kazerne. Dat leverde hem een straf op van twee weken corvee op de boot en een verplichte keukendienst.
Vanaf treinstation Utrecht gingen ze naar Amsterdam, waar 900 man werden ingescheept op MS Tabintha. Een oud schip met weinig voorzieningen en geen hutten; smerige ruimen en stalen rekken met zeilen vormden hun slaapplaatsen. Ondanks een vervelende ervaring in de Golf van Biskaje, waar heel slecht weer er de oorzaak van was dat de motor van het schip uitviel en het schip al rollend verder dreef, vertelt hij heel enthousiast over de reis. “Ik zag mooie beelden van de krijtrotsen bij Engeland, de kust langs Spanje, het Suezkanaal en de piramiden. Ook zagen we dolfijnen, vliegende vissen en zelfs potvissen”.
Na een vaartocht van ongeveer twintig dagen arriveerden ze op Sabang. Een van de kleine eilanden voor de kust, van waaruit de verdere verdeling van de troepen werd georganiseerd. Vanuit de Westkust van Sumatra werd de heer Bruggeman via Padam naar Batavia gebracht. Hij herinnert zich nog dat het een zeer onaantrekkelijk kampement was met hokken als huisvesting waar het smoorheet was. De tijdelijke overplaatsing naar het Jan Pieterszoon Koen internaat was een goede verbetering.
Uiteindelijk werd de heer Bruggeman verscheept naar Oost Java, naar Soerabaya, een mooie onderhouden stad, waar hij tijdelijk op de hoofdwerkplaats terecht kwam. Daar werden ze gelegerd in normale burgerwoningen. Na een paar maanden vertrok de heer Bruggeman naar zijn definitieve bestemming in het binnenland, naar Porrong en kwam hij bij het 8e Eskadron Vechtwagens. Ik heb met veel interesse het boek gelezen wat u mij mee gaf, meneer Bruggeman, met de titel “Rapport uit Porrong”. Dit boek is geschreven door de overlevenden van het Eskadron en een eerbetoon aan hen die vielen.
Over Oost Java bent u lyrisch. “Het is een onwaarschijnlijk mooi land, zo groen, met een overweldigende natuur. Prachtig, in één woord; dat ik dat heb mogen zien!”
In begin 1948 was het vrij rustig. De eerste politionele actie was achter de rug, de demarcatielijnen waren vastgesteld. Maar daarna werd het steeds rumoeriger en vielen er veelvuldig schoten. De heer Bruggeman moest ook infanteriediensten gaan draaien, hij moest wacht gaan lopen en hij moest patrouilles gaan uitvoeren. En zo kwam hij steeds meer met de andere zijde van de oorlog in aanraking.
Ik heb daar alles meegemaakt wat ook huidige militairen in oorlogsgebieden meemaken. Het was een echte zware guerrillaoorlog. Niets werd ontzien door de vijand. Er werd met trekbommen gewerkt en er werden hinderlagen gelegd. In het extreemste geval werden er ijzeren draden over de weg gespannen in de hoop dat de Nederlandse jongens er tegenaan zouden rijden.
De heer Bruggeman vertelt hoe hij door de sawa’s loopt, over hele smalle dijklichaampjes tussen het water; drassig, moeilijk begaanbaar en dan altijd de dreiging van wat er zich achter de bosschages afspeelt en de angst overvallen te worden. Regelmatig komen hij en zijn collega’s onder vuur te liggen.
Een voorval waarbij hij direct in de vuurlinie terecht kwam, ligt hem nog vers in het geheugen. Men reed in konvooi met een aantal wagens. Eén van de auto’s kreeg een lekke band. Er moest gewacht worden op onderdelen en de auto met een aantal manschappen, inclusief de heer Bruggeman, bleef achter. De tegenstander kreeg dit in de gaten en vanuit de bossen werden ze beschoten. Er kwam een pantserauto achterop die gelukkig een mortiergeweer in stelling kon brengen en terug kon schieten. Zo werden de tegenstanders verjaagd en vielen er geen slachtoffers.
De heer Bruggeman heeft ook een groot aantal kameraden verloren. “Wat hebben we vaak op het ereveld gestaan om de laatste eer te bewijzen”, zucht hij. De kameraadschap was groot, heel groot, je was op elkaar aangewezen. Daar heb ik bijzondere herinneringen aan. Uiteindelijk werd de heer Bruggeman overgeplaatst naar Zuid Sumatra, naar Palembang. Het was het tegenovergestelde van waar ze vandaan kwamen. Het was er veel veiliger; de geweren gingen in de kast en wachtlopen behoorde tot het verleden. Het werk was daar meer gericht op de wederopbouw. Hij ging mee met de kraanwagen en herstelde wegen.
Begin mei 1950 komt de heer Bruggeman terug naar Nederland met een veel moderner schip, de General Sturgiss. Op 26 mei arriveert hij in Rotterdam. Vanwege de mist konden ze in eerste instantie de Waterweg niet op. Met een taxi kwam hij thuis. Gelukkig, omdat hij terug was zijn vriendin en familie, maar met vele vele droevige en intens trieste gebeurtenissen op het netvlies.
Toch geeft de heer Bruggeman aan dat hij het bijzonder vindt dat hij er is geweest. Hierdoor heb ik een andere kijk op het leven gekregen. Hij is tevreden met de aandacht die de herdenkingen tegenwoordig krijgen. Destijds was er geen aandacht voor; je werd niet begrepen, er werd weinig over gepraat. Eigenlijk blijkt uit ons gesprek dat een aantal voorvallen nu pas gezamenlijk wordt besproken.
Mevrouw Bruggeman geeft aan dat zij wel regelmatig luchtpost kreeg. Maar daarin stonden nooit de verschrikkingen verwoord die Bruggeman had meegemaakt. De brieven ademden rust uit, het ging altijd goed. Een keer heeft mevrouw Bruggeman samen met haar schoonmoeder een tekst ingesproken voor een grammofoonplaat. Deze werd dan verscheept en in Indië afgedraaid. “Dat was de enige keer dat ik haar stem in al die jaren heb gehoord”, was Bruggemans reactie. Dat is tegenwoordig wel beter geregeld. De contacten met het thuisfront zijn nu veelvuldiger. De toenmalige tijd had niets van deze technische middelen en stond in schril contrast met nu.
Na terugkomst in Nederland moest de heer Bruggeman zijn diensttijd nog afmaken en nog negen weken naar het Harde op de Veluwe. Pas daarna mocht hij echt aan zijn dagelijks leven bij de Provinciale Waterstaat beginnen.
Dames en heren, jongens en meisjes,
U hoorde mij al zeggen dat de heer Bruggeman een aantal van zijn kameraden heeft verloren, maar uiteindelijk verloren ruim 6200 manschappen het leven. Waarvan zeventien inwoners van het eiland Goeree-Overflakkee en drie inwoners uit onze eigen gemeente Goedereede.
Kort wil ik hen memoreren:
- Johannes Westdijk, geboren te Ouddorp, was landarbeider van beroep en soldaat 1e klas bij de 7 december divisie. Hij overleed nadat de auto waarin hij zat, werd beschoten op 20 februari 1948. Hij ligt begraven op het ereveld Menteng Pulo in Jakarta.
- Matthijs Grootenboer, geboren in Stellendam, sneuvelde op 10 juni 1947. Hij was soldaat bij de 7 december divisie en van beroep landarbeider. Hij is verdronken en ligt ook begraven op het ereveld Menteng Pulo in Jakarta.
- Gerrit van Soest, geboren in Stellendam en op 4 maart 1948 overleden in Babakan Peutem. Hij was korporaal van de 7 december divisie en visser van beroep. Hij ligt buiten de erevelden begraven, waardoor hij formeel nog steeds als vermist te boek staat.
Vooral voor familieleden, nabestaanden en oud-militairen zal deze bijeenkomst weer veel gemengde herinneringen en gevoelens oproepen. Het gemis van dierbare familieleden en vrienden blijft. Toch willen we met deze herdenking aangeven dat deze mensen voor altijd in onze gedachten een plaatsje zullen hebben en houden. En ik hoop dat deze bijeenkomst ook weer een stukje mag en kan bijdragen aan de verdere verwerking van het verlies en de verschrikkelijke ervaringen van destijds.
Het monument vóór ons is jaren terug geadopteerd door Scouting Jan Joosten. Niet alleen op onze scholen maar ook binnen de scouting wordt de geschiedenis levend gehouden. Tegen de jongens en meisjes van de scouting en basisschool Buten de Poorte zou ik nog willen zeggen: Wat fijn dat jullie hier vanmorgen zijn. Dat wordt door ons als oudere generatie bijzonder op prijs gesteld. Met het verstrijken van de jaren, zullen de ooggetuigenverhalen, zoals zojuist verwoord, tot het verleden behoren. Jullie zullen te zijner tijd deze ingrijpende gebeurtenissen uit onze vaderlandse geschiedenis weer doorvertellen. En dat alles in het blijvende besef dat het een groot goed is dat wij nu in vrijheid mogen en kunnen leven.
bron: www.goedereede.nl