Fractielid Van der Boom pakte zijn kroontjespen op en schreef een blog over de markt van zijn eigen dorp, lees verder waarom hij deze bijdrage op ambachtelijke wijze schreef…
Ze keek ons indringend aan en vroeg: ‘Wie van jullie weet waar Adrie is?’ Hij was die morgen niet komen opdagen en het was tijd; onze juffrouw wilde beginnen. Niemand van ons wist het, althans niemand deed zijn mond open en dacht, je zoekt het zelf maar uit.
Het was een pittige, een beetje een kattige, niet zo’n heel leuke juffrouw. Misschien heeft dat ook meegespeeld. Er zullen er best wel geweest zijn die het wisten maar niets zeiden. En de juffrouw zelf had natuurlijk ook wel een sterk vermoeden waar Adrie uithing. Ze beende de klas uit en liep naar de bovenmeester, het hoofd van de school. Of hij er zich maar mee wilde bemoeien. En dat deed hij, hij trok zijn jas aan, zette zijn hoed op en vertrok naar de Voorstraat in Sommelsdijk. Daar werd die dag markt gehouden. In die tijd werd niet elke week maar twee keer per jaar markt gehouden. In het voorjaar en in het najaar.
Adrie had veel belangstelling voor dieren. Er waren varkens, kippen, konijnen, geiten, koeien en paarden. Er was een bananenverkoper die vanuit zijn vrachtwagen trossen bananen verkocht en ze op het eind van de dag naar het publiek gooide. Hij had zo’n grote hoge zwarte hoed op, hij leek meer op een goochelaar. Je kon op de markt ook stroopbrokken kopen. Er waren wat standwerkers en nog veel andere kramen. Het was er altijd druk en gezellig.
De bovenmeester had hem snel gevonden en greep hem in zijn kraag. Hij liep op de grens van het Marktveld waar de dieren ten toon gesteld werden en de Voorstraat waar de stands stonden. Het is al lang geleden; ik weet niet meer welke straf Adrie kreeg. Maar die zal niet mals geweest zijn. Het speelde zich af in 1958. Ik zat toen in de 3e klas, groep 5 van tegenwoordig.
Afgelopen donderdag was ik bij de kaasboer aan de Heuvelweg, aan de rand van Middelharnis. Omdat er maar 1 persoon tegelijk in dat winkeltje mag moest ik buiten even wachten. Een echtpaar kwam de winkel uit en er stond nog een echtpaar gereed om in hun auto te stappen. We kwamen tot een praatje. De man die uit de winkel kwam keek mij aan en zei: ‘En nu ga ik naar de markt in Middelharnis.’ Hij wist blijkbaar dat ik uit Sommelsdijk kwam. Ik antwoordde hem dat die voor het eerst in Middelharnis was gehouden maar wel een dag eerder. Op woensdag. Hij zei dat weet ik maar wat vind jij daar nu van. Ik keek hem aan, zei dat hij dat wel kon begrijpen en dat ik niet voor niks een Sommerdieker ben.
En ja, toen trok zijn vrouw van leer, een pittig vrouwtje. ‘Het was toch prima zo, veel meer ruimte voor die marktkooplui. Ruime gelegenheid om te parkeren. En wat dachten die Sommerdiekers wel niet, die hebben nog liever een Coronaslachtoffer dan dat ze de markt willen verplaatsen,’zo raasde zij voort. Ik heb er niet veel op gezegd ik voelde feilloos aan dat al mijn redenen die ik voorhanden had niet zouden landen. Ze zou zich niets aantrekkend van dat nieuwe normaal, mij zondermeer binnen de 1½ meter genaderd zijn en vuurgespuwd hebben als ik gesproken zou hebben over het jaar 1486 namelijk dat toen al die markt in Sommelsdijk begonnen was, slechts 69 jaar nadat Jacoba van Beieren de ambachtsheerlijkheid Sommerdiek overdeed aan haar moeder Margaretha van Bourgondië. Ik kon haar zeker niet doen gevoelen de sfeer die de Voorstraat in Sommelsdijk met zich meebrengt. En al helemaal niet dat die bijzondere markt tot het immateriële erfgoed van onze gemeente behoort. Het zou niet geland zijn. Helaas. ‘Onzin die markt in Sommelsdijk,’ zo sprak zij, ‘laten die lui maar normaal doen.’ En daarna nam dat mens een sprongetje en plaatste zichzelf op het zadel van haar e-bike. Ze vertrok.
Wat een verademing en geruststelling dat de gemeenteraad die avond zich unaniem anders uitsprak. Die markt was zondermeer immaterieel cultureel erfgoed. Zonder kijf. Daar was iedereen het over eens. De maatregel is tijdelijk.. Het coalitieakkoord was daar ook niet onduidelijk over. En ja, ook nu weer was het dat ongrijpbare, onzichtbare, onoogelijke micro-biologische monster die ons de markt van Sommelsdijk deed verhuizen naar Middelharnis tot vreugde van de middenstand aldaar.Maar dus wel voor korte duur.
Nu maar hopen dat na 31 december de afstand nog wat bekort kan worden. Nu maar hopen dat geen bovengemeentelijke organen zoals diensten van veiligheid, milieu, decibellen etc. etc. zich er mee gaan bemoeien. Diensten die veel kosten maar waar je maar weinig invloed op hebt. En ze weten het altijd zo te brengen dat als je niet doet wat zij bedacht hebben je regelrecht je welzijn in gevaar brengt, zelfs je leven op het spel zou kunnen zetten danwel anderen ernstig leed zult berokkenen.
En mochten zij er iets over te zeggen krijgen dan zullen die lui op school toch ook wel vaderlandse geschiedenis gehad hebben, denk ik dan. Zij, zullen toch ook wel kunnen uitrekenen hoe lang 1486 al achter ons ligt. Als dat dan geen immaterieel erfgoed is dan kan je alles wel gaan de-cultureren, dan haal je de cultuur wel op een heel onverantwoorde manier onderuit. Je mag dan gerust spreken van onvervalste cultuurbarbaren. De markt hoort in Sommelsdijk al vanaf 1486. Punt uit. En daar kan niemand om heen.
En omdat het al zo lang geleden begon heb ik mijn gevoelens met een kroontjepen en heldere blauwe koningsinkt opgeschreven dit tot genoegen van één van mijn gewaardeerde vrienden die mij al eerder verzocht de verhalen nog wat ambachtelijker te presenteren; graag met de hand geschreven! Bij dezen dan.
Rien van der Boom
3 juni 2020