Wethouder Eijkenduijn beaamt dat: ‘Voor 2026 gaat het om een verwacht tekort van afgerond € 7,8 miljoen. Vanaf 2027 loopt dat op naar rond de € 8,3 miljoen. De cijfers zijn niet nieuw. Ze stonden ook al in de programmabegroting 2024, die in november 2023 door de gemeenteraad werd vastgesteld’. De wethouder legt deze ‘rode’ cijfers graag uit.
Is er reden voor bezorgdheid?
“Nee, we hebben ons huishoudboekje voor dit jaar goed op orde. In hetzelfde rapport van BDO krijgen we in de ‘financiële stresstest’ een mooie 8 als rapportcijfer. Onze solvabiliteit, ons vermogen om op lange termijn aan onze verplichtingen te voldoen, is met 54,5% goed te noemen. En met ons eigen vermogen mogen we tevreden zijn. De provincie heeft ons niet voor niets voor het jaar 2024 onder de lichtste vorm van toezicht ingedeeld. Vergeet ook niet dat we een begroting van ruim 160 miljoen euro hebben. Het tekort klinkt groot, maar je moet het wel in verhouding zien. Wat nu op tafel ligt is een realistische meerjarenbegroting. Als we de komende jaren niets veranderen, is er wel een probleem.
Ok, dus het huishoudboekje is voor dit jaar op orde. Maar in de jaren daarop niet. Hoe gaat de gemeente daar mee om?
“We gaan er mee aan de slag. Met de provincie maken we nu eerst een taakveldenanalyse. Waar kunnen we aan de knoppen draaien en waar niet? De resultaten gaan we klankborden met de raad. Wat doen we wel? Wat doen we in aangepaste vorm? En wat doen we niet of nog even niet? We werken aan een huishoudboekje dat ook in 2026 en verder op orde is. Die tijd hebben we, zeker omdat er nog zoveel onzekerheid is over de echte grootte van de tekorten zelf.”
Wat betekent dat voor komende investeringen? Zoals een nieuw zwembad, nieuwbouw van scholen of een nieuw gemeentehuis?
“Die investeringen blijven staan, omdat ze nodig zijn. Het betekent wel dat we scherpe keuzes moeten maken. Het is goed om af en toe kritisch te kijken naar wat we doen. Dat geldt voor elke organisatie en bedrijf, dus ook voor ons als gemeente. Elke euro kunnen we maar 1 keer uitgeven. Investeren is soms nodig om juist geld te besparen. Er is een verschil tussen een vervangingsinvestering en een uitbreidingsinvestering. We maken nu ook al kosten voor de bestaande zwembaden, de huisvesting van de gemeentelijke organisatie of de te vervangen scholen. Het gaat dan om kosten voor stroom, onderhoud, duurzaamheidsmaatregelen of afschrijving.“ Die kosten zien we als gemeente ook terug in de begroting. En heeft het dan wel zin om met het oude door te gaan? Of kun je beter slim investeren? Dan heb ik het nog niet over of de zwembaden, de scholen of het gemeentehuis nog wel voldoen. De afspraak voor een nieuw gemeentehuis is bijvoorbeeld dat de jaarlasten niet hoger worden dan ze nu zijn. Een nieuw pand scheelt per jaar al honderdduizenden euro’s aan energiekosten. Onderaan de streep is investeren in een nieuw gebouw goedkoper dan blijven investeren in het oude. Anders maken we dezelfde kosten of zelfs meer. En dan zitten we in een gebouw dat nog steeds niet voldoet. En dat ook in de toekomst met aanpassingen niet zal voldoen. Dezelfde redenering zou je kunnen maken voor een zwembad of een nieuwe school.”
Nog even terug, waarom duikt de gemeente in de rode cijfers?
“Daarvoor is een aantal redenen. Allereerst is het Rijk van plan de algemene uitkering uit het gemeentefonds te verlagen. Het Rijk stort jaarlijks een deel van de belastinginkomsten in het gemeentefonds. En wij als gemeente ontvangen daaruit dan weer een bedrag om onze taken uit te voeren. Op onze begroting is de bijdrage van het Rijk ongeveer 100 miljoen, ten opzicht van de 160 miljoen totale begroting. Een fors deel dus. Voor onze gemeente gaat het om een jaarlijkse verlaging van grofweg 4,5 miljoen euro vanaf 2026. Structureel. Het staat overigens nog niet vast dat dit ook echt gaat gebeuren. Maar dat is niet het hele verhaal. Er is veel te doen. We investeren – en terecht – in woningbouw, maar dat betekent ook dat forse investeringen in infrastructuur zoals wegen nodig zijn. Ook de komende investeringen in de havens en de kades over het hele eiland zijn een grote kostenpost. En we zijn als gemeente bijvoorbeeld bezig met het vervangen van een aantal schoolgebouwen of verbetering van voetbalcomplexen. Hier is geld voor gereserveerd, maar de kosten stijgen sneller dan verwacht. En zo loopt het tekort op. Overigens zijn wij geen uitzondering. 4 op de 5 gemeenten verwachten tekorten in de komende jaren.”
Kaart de gemeente de financiële zorgen ook aan bij de Rijksoverheid?
“Jazeker. We kaarten verschillende zaken aan bij het Rijk. Zo zou het bijvoorbeeld fijn zijn als er een einde komt aan tijdelijke financiering via zogenoemde SPUK-regelingen (speciale uitkeringen). Dan krijgen we in één klap geld voor iets specifieks, zoals voor een gezonde leefomgeving, sport of voor de aanpak van de energiearmoede. Maar het probleem is echt niet weg als het geld op is. En wat dan? Het geeft ons als gemeente onzekerheid en houdt ook structurele oplossingen tegen. Als gemeenten maken we met elkaar in Den Haag onze zorgen duidelijk. We hebben behoefte aan eerlijke en stabiele financiering. Dat is ook keer op keer het signaal dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten namens ons afgeeft. Ook het kabinet weet dat er sprake is van een disbalans tussen taken en middelen vanaf 2026. Maar het blijft onzeker, ook gezien de onduidelijkheid rond de formatie van een nieuwe regering. Laten we hopen dat er snel een nieuwe regering komt, zodat we met elkaar aan de slag kunnen om de uitdagingen waar onze gemeente voor staat aan te pakken.”